Zoeken
Evangelie volgens Marcus 14,12 - Op de eerste dag van het ongedesemde brood, de dag waarop men het paaslam slacht, zeiden zijn leerlingen tot Hem: “Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen, zodat Gij het paasmaal kunt houden?”
Evangelie volgens Matteüs 26,17 - Op de eerste dag van het ongedesemde brood kwamen de leerlingen Jezus vragen: “Waar wilt Gij dat wij het paasmaal voor U gereed maken?”
Evangelie volgens Lucas 22,7 - Toen de dag van het ongedesemde brood gekomen was, waarop men het paaslam moest slachten,
Exodus 12,17 - Houd het feest der ongezuurde broden in ere, want dit is de dag waarop Ik uw legerscharen heb weggevoerd uit Egypte. Als een eeuwige instelling moet ge deze dag van geslacht tot geslacht in ere houden.
Evangelie volgens Lucas 22,8 - stuurde Hij Petrus en Johannes uit met de opdracht: 'Gaat voor ons voorbereidselen treffen opdat wij het paasmaal kunnen eten.'
Evangelie volgens Johannes 11,34 - sprak Hij: “Waar hebt gij hem neergelegd?” Zij zeiden Hem: “Kom en zie, Heer.”
2 Kronieken 35,1 - Ook vierde Josia in Jeruzalem ter ere van Jahwe het paasfeest; men slachtte het paaslam op de veertiende dag van de eerste maand.
Evangelie volgens Johannes 13,36 - Simon Petrus zei Hem: “Heer, waar gaat Gij naar toe?” Jezus gaf hem ten antwoord: “Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen, later wel.”
Evangelie volgens Johannes 7,35 - De Joden zeiden tot elkaar: “Waar zou Hij heen willen gaan, zodat wij Hem niet kunnen vinden? Hij zal toch niet naar de Verstrooiing onder de heidenen gaan en de heidenen gaan onderrichten?
Evangelie volgens Marcus 8,4 - Zijn leerlingen antwoordden Hem: “Waar kan iemand op een zo eenzame plaats brood vandaan halen om hen te verzadigen?”
Exodus 12,18 - In de eerste maand moet gij, vanaf de avond van de veertiende dag van de maand tot de avond van de eenentwintigste dag, ongezuurd brood eten.
Evangelie volgens Johannes 1,38 - Jezus keerde zich om en toen Hij zag dat zij Hem volgden, vroeg Hij hun: “Wat verlangt gij?” Ze zeiden tot Hem: “Rabbi” – vertaald betekent dit: Meester – “waar verblijft ge?”
Jesaja 48,7 - Nu eerst zijn zij geschapen en niet voorheen, en voor de dag van heden hebt gij er niet van gehoord. Gij kunt dus niet zeggen: `Zie, ik wist het reeds.'
Evangelie volgens Marcus 5,31 - Zijn leerlingen zeiden tot Hem: “Gij ziet dat de menigte van alle kanten opdringt en Gij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt?”
Evangelie volgens Matteüs 15,33 - De leerlingen merkten echter op: “Waar halen wij op een zo eenzame plaats genoeg brood vandaan om al dat volk te verzadigen?”
Obadja 1,14 - Neen, gij moet niet gaan staan bij de bressen om de vluchtelingen van mijn volk af te slachten, en hen die ontsnappen moet gij niet uitleveren op de dag van zijn nood.
Numeri 28,18 - De eerste dag is een heilige dag: dan moogt gij niet werken.
Evangelie volgens Johannes 7,3 - zeiden zijn broeders tot Hem: “Verlaat deze streek en trek naar Judea; dan kunnen ook uw leerlingen de werken zien die Gij verricht.
Zacharias 14,1 - Er komt een dag van Jahwe, een dag waarop gij geplunderd wordt en de buit binnen uw muren wordt verdeeld.
Evangelie volgens Lucas 22,11 - Daar moet ge aan de eigenaar van het huis zeggen: De Meester laat u vragen: Waar is de zaal, waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?
Evangelie volgens Lucas 9,54 - Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden, vroegen ze: 'Heer, wilt Gij, dat wij vuur van de hemel afroepen om hen te verdelgen?'
Numeri 29,35 - Op de achtste dag moet gij het slotfeest houden; dan moogt gij niet werken.
Evangelie volgens Lucas 5,12 - Terwijl Hij eens in een van de steden vertoefde, trof Hij een man aan die overdekt was met melaatsheid. Toen deze Jezus zag, wierp hij zich ter aarde neer en smeekte Hem: 'Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.'
Ezra 6,20 - De priesters en de levieten hadden zich allen geheiligd, zodat zij allen rein waren. Zij slachtten het paaslam voor alle teruggekeerde ballingen, voor hun medepriesters en voor zichzelf.
Evangelie volgens Johannes 8,41 - Gij doet de werken van uw vader.” Zij zeiden Hem: “Wij zijn niet uit ontucht geboren; één vader hebben wij en dat is God.”
Numeri 28,26 - De dag van de eerstelingen, waarop gij Jahwe een meeloffer van de nieuwe oogst aanbiedt, het wekenfeest, moet een heilige dag zijn; dan moogt gij niet werken.
Evangelie volgens Marcus 6,37 - Maar Hij gaf hun ten antwoord: “Geeft gij hen maar te eten.” Zij zeiden Hem daarop: “Moeten wij dan voor tweehonderd denariën brood gaan kopen om hun te eten te geven?”
Evangelie volgens Lucas 1,20 - Zie, gij zult zwijgen en niet in staat zijn te spreken tot de dag waarop dat zal gebeuren, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt; deze zullen echter op hun tijd in vervulling gaan.'
Handelingen van de Apostelen 20,7 - Toen we op de eerste dag der week bijeengekomen waren voor het breken van het brood, voerde Paulus, die van plan was de volgende dag te vertrekken, tot diep in de nacht tot hen het woord.
Evangelie volgens Johannes 9,28 - Toen zeiden zij smalend tot hem: “Jij bent een leerling van die man, wij zijn leerlingen van Mozes.
Spreuken 22,21 - om u waarheid te leren, betrouwbare woorden, zodat gij aan hem die u zendt een betrouwbaar antwoord kunt geven.
Rechters 18,5 - Toen zeiden ze tot hem: `Wilt u dan God voor ons raadplegen? Wij zouden graag weten of de tocht die wij nu ondernemen zal slagen.'
Exodus 40,2 - `Op de eerste dag van de eerste maand moet gij de woning opstellen, de tent van de samenkomst.
Numeri 29,1 - De eerste dag van de zevende maand moet een heilige dag zijn; dan moogt gij niet werken. Dat zal een dag zijn die gevierd wordt met trompetgeschal.
Rechters 10,15 - Daarop zeiden de Israëlieten tot Jahwe: `Wij hebben gezondigd, doe met ons wat Gij wilt, als Gij ons nu maar bevrijd.'
Efesiërs 4,30 - Wilt Gods heilige Geest niet bedroeven: gij zijt met zijn zegel gewaarmerkt voor de dag der verlossing.
Evangelie volgens Johannes 14,5 - Tomas zei tot Hem: “Heer, wij weten niet waar Gij heengaat: hoe moeten wij dan de weg kennen?”
Evangelie volgens Marcus 14,14 - en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat: De Meester laat vragen: Waar is de zaal voor Mij, waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden?
Leviticus 22,28 - Maar gij moogt een rund of een schaap niet slachten op dezelfde dag als een jong van dat dier.
Handelingen van de Apostelen 15,10 - Waarom wilt gij God dan nu tarten door de leerlingen een juk op de hals te leggen, dat noch onze vaderen noch wij in staat geweest zijn te dragen?
Evangelie volgens Johannes 6,30 - Zij zeiden tot Hem: “Wat voor teken doet Gij dan wel, waardoor wij kunnen zien dat wij in U moeten geloven?” Wat doet Gij eigenlijk?
1 Tessalonicenzen 5,4 - Maar gij, broeders, gij leeft niet in de duisternis, zodat de dag u als een dief zou verrassen.
Jacobus 5,5 - Gij hebt op aarde gezwelgd en gebrast, gij hebt u vetgemest voor de dag van de slachting.
Kolossenzen 1,9 - Vanaf het ogenblik dat wij dit hebben gehoord, houden wij dan ook niet op voor u te bidden. Wij smeken God u alle wijsheid en geestelijk inzicht te schenken, zodat gij zijn wil volledig verstaat
Handelingen van de Apostelen 20,6 - Zelf zeilden wij na de dagen van de ongedesemde broden weg uit Filíppi en binnen vijf dagen voegden wij ons bij hen in Troas, waar we zeven dagen bleven.
Evangelie volgens Lucas 11,3 - Geef ons iedere dag ons dagelijks brood,
Ezra 8,31 - Op de twaalfde dag van de eerste maand braken wij bij de rivier de Ahawa op, om naar Jeruzalem te gaan, en daar God met ons was behoedde Hij ons onderweg voor vijanden en rovers,
Evangelie volgens Matteüs 20,22 - Maar Jezus antwoordde: “Gij weet niet wat ge vraagt. Zijt gij in staat de beker te drinken die Ik ga drinken?” Zij zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij.”
Evangelie volgens Johannes 1,22 - Toen zeiden zij hem: “Wie zijt gij dan?” Wij moeten toch een antwoord geven aan degenen die ons gestuurd hebben. Wat zegt gij over uzelf?”
Leviticus 23,6 - De vijftiende dag van die maand is het feest van de ongezuurde broden ter ere van Jahwe; dan moet gij zeven dagen ongezuurd brood eten.